Appearance
Use device theme  
Dark theme
Light theme

What does opsluiten mean in Dutch?

English Translation
More meanings for opsluiten
lock verb
sluiten, op slot doen, vastlopen, insluiten, klemmen
shut up verb
sluiten, afsluiten, tot zwijgen brengen
lock up verb
afsluiten, vastzetten, vastleggen
imprison verb
gevangen zetten, in de gevangenis zetten
confine verb
beperken, bepalen, begrenzen, beknotten
incarcerate verb
gevangen zetten
pen verb
pennen, schrijven, neerpennen, opschrijven, perken
constrain verb
beperken, dwingen, noodzaken, bedwingen, nopen
restrain verb
beperken, bedwingen, beteugelen, in bedwang houden, terughouden
secure verb
beveiligen, verzekeren, waarborgen, bevestigen, vastzetten
encage verb
opsluiten
pin verb
vastspelden, prikken, opprikken, vastklemmen, doorsteken
immure verb
inmetselen, insluiten, tussen vier muren zetten
closet verb
opsluiten
lock in verb
insluiten, boot schutten, omsluiten
mure up verb
dichtmetselen
pin up verb
opspelden, dichtspelden, vastspelden, opprikken, stutten
shut in verb
insluiten, klemmen
coop verb
opsluiten
mew verb
miauwen, ruien, krijsen
coffin verb
kisten
pocket verb
potten, wegsteken, inpalmen, in de zak steken, bij zich steken
Find more words!
Use * for blank tiles (max 2) Advanced Search Advanced Search
Use * for blank spaces Advanced Search
Advanced Word Finder
See Also in Dutch
in een kooi opsluiten verb
lock in a cage, cage
See Also in English
lock noun, verb
slot, sluis, sluiten, opsluiten, op slot doen
up adjective, verb, preposition, adverb
omhoog, op, naar boven, overeind, opstaan
Nearby Translations
Translate from Dutch
go
Word Tools Finders & Helpers Other Languages More Synonyms
Copyright WordHippo © 2024