Appearance
Use device theme  
Dark theme
Light theme

What does beginnen mean in Dutch?

English Translation
More meanings for beginnen
start verb
starten, vertrekken, aanzetten, opschrikken, aan de gang maken
begin verb
aanvangen, aanbinden
commence verb
aanvangen, aanbinden
start off verb
beginnen
start out verb
vertrekken
initiate verb
inleiden, inwijden, aanvangen, de stoot geven tot
do verb
doen, maken, verrichten, handelen, uitrichten
set up verb
instellen, oprichten, installeren, opstellen, plaatsen
engage in verb
zich mengen in, aankopen
set out verb
uiteenzetten, vertrekken, klaarzetten, uitstallen, uitreizen
set off verb
vertrekken, compenseren, doen afgaan, aan de gang maken, aansporen
set about verb
aanpakken, verspreiden
enter upon verb
betreden
set to verb
aanvallen
lead off verb
openen
launch forth verb
te water laten
fall on verb
aanpakken
hansel verb
schenken
lead out verb
ten dans leiden
fall to verb
zich zetten, dichtslaan
give a start verb
aanvangen, doen opspringen
get about verb
uitbreiden
Find more words!
Use * for blank tiles (max 2) Advanced Search Advanced Search
Use * for blank spaces Advanced Search
Advanced Word Finder
See Also in Dutch
See Also in English
to particle, preposition
naar, om, aan, te, tot
start noun, verb
begin, beginnen, starten, aanvang, voorsprong
Translate from Dutch
go
Word Tools Finders & Helpers Apps More Synonyms
Copyright WordHippo © 2024