Appearance
Use device theme  
Dark theme
Light theme

What does vastmaken mean in Dutch?

English Translation

to fasten

More meanings for vastmaken
fasten verb
bevestigen, vastzetten, vastbinden, vastdoen, vasthechten
firm verb
bevestigen, stollen, vast worden, vast zetten, doen stollen
attach verb
hechten, vasthechten, aanhechten, vastklampen, beslag leggen op
furl verb
opvouwen, oprollen, opgeven
fix verb
vaststellen, bepalen, vastleggen, vastzetten, aanbrengen
tie up verb
verbinden, vastmeren, bijeenbinden
lash up verb
vastbinden, verbinden
tack verb
laveren, vastspijkeren, hechten, rijgen, bij de wind omwenden
tackle verb
pakken, aanpakken, grijpen, takelen, tuigen
hitch verb
vasthaken, blijven steken, een weinig verplaatsen, gedurig in beweging zijn, zich vasthechten
pitch verb
gooien, werpen, plaatsen, stampen, vallen
belay verb
vastsjorren, beleggen, vastzetten
crank verb
buigen
hang verb
hangen, ophangen, opknopen, bevestigen, vastbinden
girth verb
singelen
Find more words!
Use * for blank tiles (max 2) Advanced Search Advanced Search
Use * for blank spaces Advanced Search
Advanced Word Finder
See Also in Dutch
vastmaken aan verb
attach to, piece onto
met ijzerdraad vastmaken verb
secure with iron wire, wire
met een kabel vastmaken verb
secure with a cable, cable
aan een paal vastmaken verb
attach to a post, picket
met een lus vastmaken verb
fasten with a loop, loop
met een pin vastmaken verb
attach with a pin, peg
met pennen vastmaken verb
attach with pins, peg
aan elkaar vastmaken verb
to fasten together, connect
See Also in English
to particle, preposition
naar, om, aan, te, tot
fasten verb
vastmaken, bevestigen, vastzetten, vastdoen, vastbinden
Translate from Dutch
go
Word Tools Finders & Helpers Apps More Synonyms
Copyright WordHippo © 2024